Jans Pommerans

{transcribed by Adri Verhoef, 13-4-2019}

In Nieuwerschans daar woont een meid
Een levend spook van magerheid
Een lange dunne rariteit
Een paling van een meid

Als je ze 's aankeek wist je pas
Wat voor, opzij, of achter was
Ze kon wel door een lampenglas
Eenieder zei, 't is kras

[chorus]:
Jans Pommerans van Nieuweschans
O wat een plank van een meid is dat
Jans Pommerans van Nieuweschans
Wat een plank van een meid is dat!

Maar...
Jans had in haar knokig lijf
Meer lust dan menig ander wijf
Ze was een stok, maar lang niet stijf
Ze had wel zin voor vijf

Ach guttegut, was ik maar vol
En niet zo'n lange, dunne tol
Geen man gaat met mij aan de rol
Ook ik wil weleens lol

[chorus]:
Jans Pommerans van Nieuweschans
O wat een plank van een meid was dat
Jans Pommerans van Nieuweschans
Wat een plank van een meid was dat!

Toen...
Kwam er een rare kermisklant
Die tastte naar d'r met z'n hand
Niet daar! Da's m'n achterkant!
En zij werd overmand

Zo, dat was toen mooi voor elkaar
Ze dacht: Vooruit! Nou groeien maar!
Ze kreeg zowaar een borstenpaar
Lonkend liep ze daar

[chorus]:
Jans Pommerans van Nieuweschans
Die was sindsdien heel wat mans
Jans Pommerans van Nieuweschans
Had alsmaar reuzesjans

Ze bracht het ganse dorp van streek
De dominee vergat z'n preek
De vissen sprongen uit de beek
Als Jans maar naar ze keek

Ze liep te pronken als een pauw
Ze lag geen nacht meer in de kou
Ze kreeg wie ze maar hebben wou
Maar ja, het eind kwam gauw

Ze kreeg een tweeling, dat was dat
Maar toen ze die gekregen had
Was Jans weer mager als een lat
En zong de hele stad

[chorus]:
Jans Pommerans van Nieuweschans
O wat een plank van een meid is dat
Jans Pommerans van Nieuweschans
Wat een plank (wat een plank) (wat een plank) (wat een plank)
Wat een plank van een meid is dat!