Astrid Nijgh

Songtekst

{transcribed by Adri Verhoef, 2-8-1996}

Nou, doe je jas uit en warm maar eerst je handen,
Want kouwe jatten aan m'n lijf, daar ril ik van.
Het lijkt wel winter, 'k heb de kachel laten branden,
Die regen heh, daar vind ik ook niks an.
Zeg wees 's lief, wil je niet effe langer blijven,
Dan leg je d'r gewoon een meier bij,
Wees maar gerust, ik ben niet als die wijven
Die veel beloven en niks doen, da's niets voor mij.

[chorus]:
Ik doe wat ik doe,
En vraag niet waarom.
Ik doe wat ik doe,
En misschien is dat dom.
Maar ik vraag toch ook niet aan jou
Waarom jij 't hier doet en niet bij je vrouw,
Ach kom nou,
We doen wat we doen.

'k Heb moeder laatst een reis cadeau gegeven,
Anders had ze d'r eigen zuster nooit gezien
Die tien jaar terug naar Canada ging voor 't leven,
Ik mag die ziel nou eenmaal graag gelukkig zien.
En met m'n zussie ben ik kleren wezen kopen,
Ze is pas twaalf, die kleine meid.
Ik hoop niet dat zij net zoals ik d'rin zal lopen,
Want kerels, da's niks als rottigheid.

[chorus]

Nee, 't is niet druk, je bent vandaag de tweede;
Ach het einde van de maand, heh, altijd stil,
Nou ja, ik ben vandaag al weer tevreden,
Vooral wanneer je nog wat extra's wil.
Wat doen we, op z'n Frans of plaatjes kijken?
Toe, wees eens tof, of heb je al niets meer?
Nou ja, vooruit, wat kan 't me ook schelen,
Toe, kom maar hier en geniet maar 's een keer...

[chorus]
Ach kom nou,
We doen wat we doen.